Ga naar de inhoud
Als het over kwaliteit in dyslexiezorg gaat

NIEUWSBRIEF 32

Kinderen met een migratieachtergrond

Dit najaar verschijnt een handreiking voor de diagnostiek en behandeling van kinderen met een migratieachtergrond. De handreiking geeft praktische handvatten voor de praktijk. Het is een logisch vervolg op de Brede vakinhoudelijke richtlijn dyslexie (BVRD) en het Protocol Dyslexie Diagnostiek & Behandeling 3.0 (Protocol 3.0). Jurgen Tijms zit in de schrijfgroep en legt uit we zoal van de nieuwe handreiking mogen verwachten. 

Waarom wordt deze handreiking gemaakt?
‘Kinderen met een migratieachtergrond maken veel minder gebruik van de dyslexiezorg dan kinderen zonder migratieachtergrond. Een belangrijke factor is dat leerkrachten het moeilijk vinden om in te schatten of een leesachterstand veroorzaakt wordt door mogelijke dyslexie of door de meertalige achtergrond van het kind. Leerkrachten lijken bij deze groep wat conservatiever te verwijzen. Ze denken wellicht: laten we nog even wachten, misschien komt de leesontwikkeling nog goed op gang. Om leerkrachten te helpen, publiceerde het NKD enkele jaren geleden een speciale handreiking. Als de verwijzingen vanuit het onderwijs beter zijn, is het belangrijk dat ook de diagnostiek en behandeling in orde is. Daar dient deze nieuwe handreiking voor.’

Welke rol speelt meertaligheid?
‘Het is goed om te beseffen dat de ontwikkeling van het woordlezen bij kinderen met een migratieachtergrond over de hele groep genomen eigenlijk niet heel anders verloopt dan bij kinderen zonder migratieachtergrond. Toch kunnen er op individueel niveau flinke verschillen zijn. Kinderen met een migratieachtergrond zijn doorgaans meertalig. Thuis spreken ze geen Nederlands of Nederlands én een andere taal. In de diagnostiek moet je hier alert op zijn en op individueel niveau beoordelen in hoeverre de meertaligheid een factor is in de leesproblemen.’

Kun je hier een voorbeeld van geven?
‘In de behandeling leer je kinderen verschillende regels aan. Bijvoorbeeld: als je een woord verlengt (bijvoorbeeld ‘paard’), dan weet je dat je paard met een -d schrijft. Het meervoud is immers paarden. Maar als het kind de morfologie niet zo goed beheerst, verlengt het kind dit woord misschien wel als ‘paarten’. Dit probleem in de morfologie kán zijn oorsprong hebben in de meertaligheid.
Wat in dit verband ook een punt is: sommige klanken heb je wel in het Nederlands maar niet in andere talen. Dat kan invloed hebben op de uitspraak en het lezen. Ook komt het voor dat een bepaalde combinatie van letters in een andere taal heel anders wordt uitgesproken dan in het Nederlands. Dat zijn allemaal zaken waar je alert op moet zijn en die per taal kunnen verschillen. In de handreiking gaan we in op verschillende talen die veel voorkomen in Nederland en Vlaanderen.’

Waar moet je nog meer alert op zijn in de diagnostiek?
‘Deze kinderen hebben vaak een andere culturele achtergrond, waar je in de diagnostiek alert op moet zijn. Dat kun je niet generaliseren naar de hele groep, maar op individueel niveau kan dat zeker een punt van aandacht zijn. Laat ik ook daar een voorbeeld van geven. Voor sommige mensen zonder migratieachtergrond kan de diagnose dyslexie als een ‘bevrijding’ voelen (‘zie je wel, er was toch iets aan de hand’). Maar er zijn ook culturen waar zo’n diagnose als een stigma wordt ervaren; dat kan wat betekenen voor de houding van de ouders. Het kan ook dat ouders analfabeet zijn of uit een cultuur komen waarin lezen een minder prominente plek heeft; dan schatten ze het belang van een goede leesontwikkeling en een eventuele behandeling wellicht anders in. Ook zijn er culturen waarin het minder gebruikelijk is om vragen te stellen als je iets niet begrijpt. Ook dat is iets om alert op te zijn, bijvoorbeeld door in de communicatie met ouders expliciet terug te vragen of ze jou begrijpen.’

Er zijn nog wel meer ouders die het lastig vinden om dingen goed te begrijpen…
‘Dat klopt helemaal. Neem bijvoorbeeld laaggeletterde ouders, die moeite hebben met het geschreven Nederlands, het gesproken Nederlands of met allebei. Dat betekent wat voor de gesprekken die je met hen voert en voor je rapportages. Je kunt de rapportage bijvoorbeeld simpeler, korter en concreter maken of gebruik maken van visuele ondersteuning.’

Wat mogen we verwachten van de handreiking?
‘De BVRD bevat een hoofdstuk over meertaligheid en ook Protocol 3.0 gaat er kort op in. Met de handreiking hopen we mensen handvatten te geven voor de manier waarop ze kunnen omgaan met meertaligheid. Zo dragen we bij aan hun competentie. De handreiking richt zich primair op het diagnostisch proces, maar het opstellen van een zorgplan en behandelplan maken natuurlijk deel uit van dat proces. Afhankelijk van wat je vindt in de diagnostiek, kun je bijvoorbeeld het zorgplan verbreden.’

Wie schrijft de handreiking?
‘De schrijfgroep bestaat uit vier leden van de WARD: Elise de Bree, Femke Scheltinga, Jolijn Vanderauwera en ikzelf. De schrijfgroep is aangevuld met twee Vlaamse experts die veel ervaring hebben met signalering en diagnostiek bij meertalige kinderen: Charlotte Mostaert en Kirsten Schraeyen.’

Wanneer is de handreiking klaar?
‘We naderen de afrondende fase en verwachten de handreiking voor het einde van dit jaar te kunnen publiceren.’

Back to top