Ga naar de inhoud
Als het over kwaliteit in dyslexiezorg gaat

NIEUWSBRIEF 35

Kennismaking met Pol Ghesquière

Pol Ghesquière is vanaf oktober 2024 de nieuwe voorzitter van onze Wetenschappelijke Adviesraad Dyslexie (WARD). Hoe kijkt hij naar de betekenis van de WARD en naar zijn eigen rol hierin? En waar verheugt hij zich zoal op?

U bent hoogleraar orthopedagogiek aan de KU Leuven. Wat zijn uw belangrijkste onderzoeksgebieden?

‘Ik ben opgeleid als klinisch orthopedagoog en gezins- en systeemtherapeut. Aanvankelijk hield ik me bezig met gedrags- en opvoedingsproblemen. Mijn promotieonderzoek naar kindermishandeling in multiprobleemgezinnen leidde in 1992 tot de oprichting van thuisbegeleidingsdiensten. Toen zich in 1993 de kans voordeed om Wied Ruijssenaars op te volgen als hoogleraar, ben ik geswitcht naar het – brede – domein van de leerstoornissen. Tegenwoordig  richt ik mij hoofdzakelijk op lezen, spellen en dyslexie. In ons onderzoek werken we veel samen met logopedisten, audiologen en neurowetenschappers.’

De relatie tussen de psychosociale ontwikkeling van het kind en de impact op de opvoeding is voor u een belangrijk thema.

‘Absoluut. De manier waarop je thuis met de leerstoornis van je kind omgaat, is nu een hype in de sector, maar voor mij is dat al sinds 1995 een belangrijk onderwerp. Leerproblemen zijn óók opvoedingsproblemen. Ze stellen leerkrachten en ouders voor de vraag: hoe gaan we onze pedagogische aanpak afstemmen op de individualiteit van het kind? Want de aanpak die bij het ene kind werkt, werkt bij het andere kind niet.’

U was eerder voorzitter van de ontwikkelwerkgroep Brede vakinhoudelijke richtlijn dyslexie (BVRD). Hoe kijkt u daarop terug?

‘Aan dat voorzitterschap heb ik een gevoel van jaloersheid overgehouden, omdat de vergoede dyslexiezorg in Nederland echt wel iets beter geregeld is dan in Vlaanderen. In Vlaanderen hebben we geen uitvoerig vergoede dyslexiezorg, ik vind het nogal een jungle. Recent onderzoek laat zien dat één op de vier lagereschoolleerlingen minstens zes maanden buitenschoolse hulp krijgt voor leerproblemen. Niemand weet wat daar gebeurt. Op sommige plaatsen probeert men evidence based te werken, maar op andere plaatsen is het veredelde huiswerkbegeleiding of zelfs charlatanisme.’

En in Nederland?

‘Hier spant de overheid zich in om deze problematiek aan te pakken en te structureren en er regels aan te verbinden. De onafhankelijke manier waarop het NKD bijvoorbeeld kwaliteitseisen opstelt voor de dyslexiezorg en dat laat ondersteunen door een adviesraad van wetenschappers die bekend zijn met het actuele onderzoek en een hart voor de praktijk hebben, daar word ik wel happy van. Ik vind het belangrijk dat je daaraan als wetenschapper een bijdrage levert, daar wil ik graag mijn schouders onder zetten.’

U start in oktober als voorzitter van de WARD. Hoe kijkt u naar uw rol?

‘In de WARD zie ik mijzelf eenzelfde rol vervullen als in de ontwikkelwerkgroep BVRD. Ik ben een taakgerichte voorzitter die discussiërende partijen een stukje met elkaar in verzoening kan brengen om tot een eenheid te komen, met respect voor de diverse meningen. Ik zal vooral vragensteller zijn bij de standpunten die worden ingenomen. Vragen stellen vind ik hoe dan ook een kerntaak van wetenschappers. Om in zo’n groep wetenschappers de rol van voorzitter goed te kunnen vervullen, is inhoudelijke kennis van zaken uiteraard wel belangrijk.’

Gaat u zelf ook inhoudelijke accenten leggen of bepaalde thema’s agenderen?

‘Dat zal vroeg of laat zeker gaan gebeuren. Als de WARD-leden bijvoorbeeld zouden dreigen om de pedagogische context van kinderen te vergeten in de therapie rondom dyslexie, zullen ze zeker met een vraag van mij geconfronteerd worden. Ook comorbiditeit en rekening houden met de eigenheid van het kind, vind ik heel belangrijk. Als dat niet op tafel komt, zal ik daar zeker voor zorgen.’

U houdt zich zelf intensief bezig met predictie en preventie. Past dat ook in de WARD?

‘Het zal nog moeten blijken in welke mate dat onderwerp past binnen de WARD en het NKD, want daarmee kom je heel dicht op de onderwijspraktijk. Ik vind het belangrijk dat je dichtbij de natuurlijke omgeving van het kind acteert. Hoe dichterbij, hoe liever het mij is. Wat op school kan, moet op school gebeuren. Ik zeg vaak: als Vlaamse leerkrachten dezelfde inzichten over leerstoornissen zouden hebben als logopedisten en orthopedagogen, zouden we veel meer bereiken. Een logopedist of orthopedagoog ziet een kind hooguit een uur per week. Daarmee kun je nooit op tegen een adequate leerkracht die een kind ongeveer zes uur per dag in de groep heeft.’

Waarop verheugt u zich in de WARD?

‘Ik kijk er enorm naar uit om te zien hoe de wisselwerking tussen wetenschap en praktijk vorm kan krijgen. Hoe functioneert dat en leidt dat daadwerkelijk tot een optimalisering van de praktijk? Veel WARD-leden ken ik al uit de dyslexiescene. Het zijn mensen die ik op congressen tref en met wie ik ook samen een pint kan drinken. Het is plezant om deze mensen nu ook in de WARD te ontmoeten, dat is voor mij zeker een deel van de motivatie. Je doet dit ook voor elkaar.’

Meer lezen

Pol Ghesquière is medeauteur van Als leren pijn doen; kinderen met een leerstoornis opvoeden en begeleiden. Dit boek geeft antwoorden op de vele vragen die ouders en leerkrachten kunnen hebben over de opvoeding en begeleiding van kinderen met een leerstoornis.

Ook in 2020 publiceerden wij een interview met Pol Ghesquière, in zijn rol als voorzitter van de ontwikkelwerkgroep BVRD. U kunt het interview teruglezen.

Back to top